Depressaria daucella (Denis Schiffermüller, 1775)
karwijplatlijfje
mijn
Niet beschreven. Oudere larve leven, meestal in een een groepje, in een samengesponnen blad of, nog vaker, bloeiwijze. Volgroeide larven boren zich door de stengelwand naar binnen en verpoppen in een cocon binnen in de holle stengel.
waardplanten
Apiaceae, oligofaag
Berula, Carum carvi, verticillatum; Cicuta virosa; Oenanthe aquatica, crocata, fistulosa, pimpinelloides; Sison amomum; Sium latifolium.
fenologie
Larven van begin juni tot eind juli (Harper ea, 2002a); overwintering als imago.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Vrijwel heel Europe (Fauna Europaea, 2010).
larve
Lichaam blauwgrijs met een heldergele lijn over de spiracula. Kop, prothoracale en anale plaat, en borstpoten zwart. Pinacula zwart met een wit ringetje (Harper ea, 2002a). Gómez de Aizpúrua (2003a) geeft een foto van larve en pop. Zie ook Fetz.
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni (2005a).
synoniemen
Depressaria nervosa auct. (onder meer Hering, 1957a), nec Haworth, 1811.
literatuur
Blaik, Dobrzański, Hołowiński & Zajda (2019a), Corley, Marabuto, Maravalhas ao (2011a), Emmet & Langmaid (2002b), Fetz (1994a), Gómez de Aizpúrua (2003a), Harper, Langmaid & Emmet (2002a). Heckford (1982a), Hering (1957a), Huertas Dionisio (2007a), Klimesch (1959a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Lvovsky, Sinev, Kravchenko & Müller (2016a), Patočka & Turčáni (2005a), Requena & Pérez De-Gregorio (2014a), De Prins (2007a), Robbins (1991a), Szőcs (1977a).