Elachista adscitella Stainton, 1851
ruwe-smelemineermot

Sesleria caerulea, België, prov. Namen, Yvoir; © Jean-Yves Baugnée

een mijn in tegenlicht

een andere mijn
mijn
Gaandeweg breder wordende gang, hetzij naar de top dan wel naar de basis lopend. Alle frass wordt gedeponeerd in het begindeel van de mijn. Vaak 2-3 larven in een mijn; bij grassen met brede bladeren soms meer dan één mijn per blad.
waardplanten
Cyperaceae, Poaceae, nauw polypfaag
Avenella flexuosa; Brachypodium sylvaticum; Carex elata; Calamagrostis arundinacea; Deschampsia cespitosa; Drymochloa drymeja, sylvatica; Elymus caninus; Melica nutans, uniflora; Milium effusum; Phleum; Poa chaixii, remota; Schedonorus giganteus; Sesleria albicans, argentea, caerulea, sadlerana.
fenologie
Twee generaties; de larve van de eerste generatie overwintert in de mijn, en begint in het vroege voorjaar aan een nieuwe mijn. Larven van october tot eind mei, en midden juni-eind juli (Bland, 1996a; Traugott-Olsen & Nielsen, 1977a). Hoewel de soort in Zuid-Duitsland zeer talrijk was, kon Steuer (1976a) echter geen bezette mijnen van de tweede generatie vinden.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Geheel Europa, mogelijk uitgezonderd het Balkan-Schiereiland (Fauna Europaea, 2009); waargenomen van 250-3000 m hoogte (Parenti, 1992a).
larve
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni (2005a) en Parenti (2006b).
synoniemen
Elachista revinctella: Traugott-Olsen & Nielsen, 1977a (zie Parenti, 1992a; Bland, 1996a).
In de oudere literatuur vaak verward met E. megerlella (= obliquella Stainton, 1854).
literatuur
Baldizzone (2004a), Baran, Mazurkiewicz & Pałka (2007a), Bidzilya, Budashkin & Zhakov (2016a), Bland (1996a), Buhr (1935a), Deschka & Wimmer (2000a), Diškus & Stonis (2012a), Hering (1957a), Huisman & Koster (1995a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2001a), Kaila, Mutanen, Saarela ao (2008a), Kaila, Nupponen, Junnilainen ao (2003a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Z Laštůvka, A Laštůvka, Liška ao (1992a), Parenti (1984a, 1992a, 2000a. 2006b), Parenti & Varalda (1994a), Patočka & Turčáni (2005a), Pinzari, Pinzari & Zilli (2013a), De Prins (1998a), Pröse (1995a), Schmid (2019a), Schütze (1931a), Sønderup (1949a), Sruoga & Ivinskis (2005a), Steurer (1976a), Szőcz (1981a), Traugott-Olsen & Nielsen, (1977a).