

Phalaris arundincea, het Twiske; kop en pronotum; sternum


twee linker buikpoten, naschuiver
Bland, (1996a) beschrijft de larve als geelwit met bruine kop; prothoracale plaat bestaat uit verscheidene kleine bruinige stukjes; volgens Traugott-Olsen & Schmidt-Nielsen (1977a) is de onderzijde van de larve donkerbruin.
De larven in de mijn hebben vrij diepe insnoeringen tussen de segmenten. Die zijn een gevolg van het feit dat ze in de mijn een beetje geplet worden – buiten de mijn zijn ze veel meer rolrond.
Laatste bewerking 2.xii.2018