Elachista chrysodesmella Zeller, 1850
gevinde kortsteelmineermot
mijn
Mijn begint als een fijn gangetje vanaf het midden van het blad in de richting van de bladtop; Na enige tijd keert de rhcting om, en wordt de mijn breder. De mijn is transparant, wat samengetrokken en opgebold, en trekt het blad naar boven toe licht samen. De mijn, die niet zeer lang is, doet denken aan een vouwmijn. De frass wordt in het bovenste deel van de mijn afgezet, en tot een prop gecomprimeerd. Verpopping extern.
waardplanten
Cyperaceae, Poaceae; oligofaag (?)
Brachypodium pinnatum, sylvaticum; Carex humilis, montana; Dactylis glomerata; Holcus; Poa trivialis.
Steuer (1976a) kent de soort alleen van Brachypodium pinnatum.
fenologie
Larven van vroege voorjaar tot mei en in juli-begin augustus (Buszko, 1990a; Traugott-Olsen & Nielsen, 1977a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden tot het Iberisch Schiereiland, Italië en Roemenië, en van Frankrijk tot Centraal Rusland en de Ukraine (Fauna Europaea, 2009).
larve
Larve barnsteengeel, kop lichtbruin met donkere zijden. Prosternum, pronotum en anale plaat met chitine-plaatjes in een kenmerkende vorm (Steuer, 1976a).
opmerkingen
Soort van zonnige vrij droge hellingen (Steuer, 1976a).
literatuur
Baldizzone (2004a), Baran, Mazurkiewicz & Pałka (2007a), Beiger (1955a), Bidzilya, Budashkin & Zhakov (2016a), Buhr (1935b), Buschmann, Fazekas & Pastorális (2011a), Buszko (1990a), Corley, Marabuto & Pires (2007a), Hering (1957a), Klimesch (1958c), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Langohr (1984a), Maček (1999a), Martini (1912a), Parenti & Varalda (1994a), De Prins (1998a), Schütze (1931a), Sruoga & Ivinskis (2005a), Steurer (1976a), Traugott-Olsen & Nielsen (1977a), Szőcs (1977a).