Elachista compsa Traugott-Olsen, 1974
mijn
De mijn begint als een zeer fijn gangetje dat van het onderste derde deel van het blad opstijgt naar de bladtop; het is gevuld met een snoer minuscule frasskorreltjes. Als de bladtop bereikt is keert de richting om, en wordt een mijn gevormd die de hele breedte van het blad inneemt, en die tenslotte de helft of twee derde van het blad kan beslaan. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Poaceae, oligofaag (?)
Deschampsia cespitosa; Melica nutans, uniflora.
Het voorkomen op Deschampsia wordt onder meer door Steuer sterk betwijfeld.
fenologie
Twee generaties. In de eerste zijn de larven actief van october tot december; dan zijn ze volgroeid, overwinteren als larve, en verlaten de mijn in het voorjaar om zich te verpoppen. Een veel kleinere larve-generatie treedt op in juli (Steuer, 1976a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia en da Baltische Staten over Duitsland en Polen tot Italië (Fauna Europaea, 2010).
larve
Beschreven en afgebeeld door Steuer (1976a). Lichaam aanvankelijk geel, later beenkleurig. Kop en sclerieten lichtbruin.
pop
Zie Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a).
synoniemen
Elachista holdenella auct. nec Stainton, 1854.
literatuur
Aarvik, Bakke, Berg ao (1997a), Baran (2005a), Buszko (1990a), Hering (1957a), Parenti & Varalda (1994a), Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a), Pröse (1981a), Sruoga & Ivinskis (2005a), Steurer (1976a), Traugott-Olsen & Nielsen (1977a).