Elachista lastrella Chrétien, 1896
op Bromopsis
mijn
Lange smalle gangmijn aan de onderzijde van de lage bladeren. De meeste mijnen lopen van de bladbasis naar de top. Frass in een smalle continue lijn iets naast het midden van de gang. De gangwanden zijn zeer onregelmatig, totdat uiteindelijk de volle breedte van het blad wordt benut. De larve maakt 2 tot 3 mijnen. Pas de laatste mijn is voldiep, en dan ligt de frass in parallele snoeren. Wörz (1957a) schrijft dat de gang op en neer gaat, en vond tot vier larven in een blad.
waardplanten
Poaceae, monofaag
fenologie
larven in het vroege voorjaar (Hering, 1957a; Steuer, 1976a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
BENELUX
Van Duitsland tot Spanje (Fauna Europaea, 2009).
larve
Gelig. Prothoracale plaat met twee in de lengterichting geplaatste, vrij ver uiteenliggende lijsten die aan voor- en achterzijde duidelijk verdikt zijn. Prosternum met een V-vormige structuur. Anale plaat driehoekig, naar achteren wijzend. Kop bruinig (Wörz, 1957a; Steuer, 1976a).
literatuur
Hering (1957a), Parenti & Varalda (1994a), De Prins (1998a), Steurer (1976a), Traugott-Olsen & Nielsen (1977a), Wörz (1957a).