Elachista martinii Hofmann, 1898
Lepidoptera, Elachistidae
mijn
De mijn, die de volle breedte van het smalle blad inneemt daalt gewoonlijk af van de bladtop, maar soms begint hij midden in het blad, en loopt dan naar boven. Omstreeks april begint de larve in een andere blad een soortgelijke mijn. Bijna alle frass wordt bijeengeschoven in het oudste deel van de mijn. Verpopping buiten de mijn, aan de basis van het gemineerde blad.
waardplanten
Cyperaceae, nauw monofaag
Carex humilis.
fenologie
Larven van september tot juni (Hering, 1957a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Duitsland en Letland tot Italië en Griekenland (Fauna Europaea, 2010).
larve
Diepgeel, 4-5 mm lang; kop vrijwel kleurloos; sclerieten van pronotum, prosternum, en anale plaat aanwezig, maar zeer zwak gechitiniseerd (Steuer, 1978a).
pop
Beschreven door Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a).
literatuur
Baldizzone (2004a), Hering (1957a), Kaila, Nupponen, Junnilainen, Nupponen, Kaitila & Olschwang (2003a), Klimesch (1958c), Liška ao (2000a), Parenti & Varalda (1994a), Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a), Petry (1923a), Schütze (1931a), Sruoga & Ivinskis (2005a), Steuer (1978a), Szőcs (1977a, 1981a).
16/01/2017