Elachista nobilella Zeller, 1839
prachtgrasmineermot
mijn
Korte en relatief brede, vlakke, wittige mijn. Verpopping buiten de mijn.
waardplanten
Grasachtige planten (Commeliniden); nauw polyfaag
Agrostis stolonifera; Arrhenatherum; Avenella flexuosa; Bromus; Carex; Dactylis; Festuca versicolor; Holcus lanatus; Luzula pilosa.
Volgens Steuer (1976a), die de biologie van deze soort heeft onderzocht, is althans in Zuid-Duitsland Deschampsia flexuosa de belangrijkste en waarschijnlijk enige waardplant. De soort zou alleen optreden waar de plant in halfschaduw groeit en dichte pollen vormt
fenologie
Mijnen in april-mei (Traugott-Olsen & Schmidt Nielsen, 1977a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Scandinavië en Finland tot het Iberisch Schiereiland en Italië, en van Frankrijk tot Roemenië (Fauna Europaea, 2009).
larve
De larve is geel, met een bruine kop en een bruine prothoracale plaat die naar achter toe breder en donkerder wordt. De chitineplaatjes waaruit prothoracale, prosternale en anale platen zijn opgebouwd hebben een voor deze soort kenmerkende vorm, en worden afgebeeld door Steuer (1976a).
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni (2005a).
literatuur
Baran (2005a), Baran & Buszko (2010a), Buschmann, Fazekas & Pastorális (2011a), Buszko & Baraniak (1989b), Hering (1957a), Kozlov & Kullberg (2006a, 2010a), Kuchlein & de Vos (1999a), Parenti & Varalda (1994a), Patočka & Turčáni (2005a), Schütze (1931a), Sønderup, Starý (1930a), Sruoga & Ivinskis (2005a), Steurer (1976a), Szőcs (1977a), Traugott-Olsen & Schmidt Nielsen (1977a), Wörz (1957a).