Elachista rudectella Stainton, 1851
Lepidoptera, Elachistidae
mijn
Grote, ondoorzichtige, mijn in de bovenste helft van het blad, die de hele bladbreedte inneemt en tot de spits doorloopt. De bovenzijde is sterk opgelazen. De larve mineert verscheidene bladeren. Verpopping extern.
waardplanten
Poaceae, nauw monofaag
Phleum phleoides.
fenologie
Larven in april (Hoffmann, 1893a).
BENELUX
niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Duitsland tot Italië, Griekenland en Roemenië; daarenboven Oost-Rusland (Fauna Europaea, 2009).
larve
Donkergrijs met bruinige kop en een zwarte, door een fijn lijntje gedeelde prothoracale plaat, “waarvan de achterzijde aan weerszijden bijna in een rechte hoek naar buiten uitsteekt”. Anale plaat klein, ongeveer rond, donkerbruin.
opmerkingen
Op droge, rotsige hellingen; de aanzienlijke mijnen in het bijzonder op armetierige planten aan de voet van de rotsen.
literatuur
Biesenbaum (1995b), Bidzilya, Budashkin & Zhakov (2016a), Hering (1957a), Hoffmann (1893a), Kaila, Nupponen, Junnilainen, Nupponen, Kaitila & Olschwang (2003a), Klimesch (1942a), Parenti & Varalda (1994a), Schütze (1931a), Szőcs (1977a), Traugott-Olsen & Nielsen (1977a), Wörz (1957a).
14/01/2017