Elachista subalbidella Schläger, 1847
pijpestrootjesmineermot
mijn
Mijn tamelijk doorzichtig. Het eerste begin is een fijn naar de bladtop lopende gangetje, maar die is later bijna altijd overlopen door een breder wordende naar beneden lopende gang. In het centrum van de gang bevindt zich een uit ijl spinsel vervaardigde buis waarin de larve snel naar boven of beneden kan gaan, en waar zich ook de meeste frass bevindt. De zijwanden van de mijn zijn strak (in tegenstelling tot bij E. gangabella). Mijnen moeilijk te vinden, omdat het blad in de larvetijd al aan het verdorren is.
waardplanten
Cyperaceae, Poaceae; nauw polyfaag
Arrhenatherum; Brachypodium pinnatum, sylvaticum; Calamagrostis arundinacea; Carex; Melica; Molinia caerulea; Poa.
Volgens Steuer (1973a, Duitsland) is Brachypodium pinnatum de enige waardplant; in Engeland is Molinia de belangrijkste waardplant (Bland, 1996a; Ford, 1943a; Robbins, 1991a).
fenologie
Larven in het najaar; ze zijn midden october volgroeid, maar verlaten de mijn pas voor de verpopping in het vroege voorjaar (Bland, 1996a; Buszko, 1990a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia en noordelijk Rusland tot Italië en Griekenland, en van Ierland tot Roemenië (Fauna Europaea, 2009).
larve
Donker olijfgroen (overwinterende larven grijszwart). Kop en prothoracale plaat zwart. De drie thorax-segmenten van boven elk met een tweetal ronde tot halvemaanvormige lichte vlekken (Steuer, 1973a).
pop
Zie Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a).
literatuur
Beiger (1979a), Bidzilya, Budashkin & Zhakov (2016a), Bland (1996a), Buszko (1990a), Buszko & Baraniak (1989b), Ford (1943a), Gielis, Huisman, Kuchlein, ao (1985a), Hering (1957a), Huemer (2012a), Kaila, Mutanen, Saarela, Siloaho, Sippola & Tabell (2008a), Kaila, Nupponen, Junnilainen ao (2003a), Kozlov & Kullberg (2006a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Parenti & Varalda (1994a), Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a), De Prins (1998a), Robbins (1991a), Schmid (2019a), Schütze (1931a), Sønderup (1949a), Sruoga & Ivinskis (2005a, 2011a), Steurer (1973a), Szőcs (1977a), Traugott-Olsen & Nielsen (1977a), Wegner (2010a), Wörz (1957a).