Elachista unifasciella (Haworth, 1828)
mijn
In de herfst wordt een lange, ietwat opgeblazen en matig transparante gang gemaakt. In het voorjaar worden de onderste bladeren gemineerd, die op de grond liggen. Deze mijnen zijn opgeblazen, wolkig-groen en ondoorzichtig; de uitgemijnde bladtoppen zijn gerimpeld en samengetrokken, en gevuld met frass (Traugott-Olsen & Nielsen, 1977a).
waardplanten
Poaceae, oligofaag
Avenula pubescens; Brachypodium sylvaticum; Dactylis glomerata & subsp. lobata; Holcus mollis; Milium effusum.
Dactylis en in mindere mate Brachypodium zijn de belangrijkste soorten (Steuer, 1973a). Traugott-Olsen & Nielsen (1977a) beschouwen waarnemingen van Holcus als onbetrouwbaar, en noemen Milium zelfs niet.
fenologie
Larven van het najaar tot eind mei (Traugott-Olsen & Nielsen, 1977a).
BENELUX
waargenomen (Phegea, 2009).
NE De vermelding uit Nederland door Kuchlein & Kuchlein-Nijsten (2002b) is snel daarna herroepen (2003a).
LUX waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Zweden tot de Pyreneeën, Italië en Thracië, en van Engeland tot Centraal Rusland (Fauna Europaea, 2009).
larve
vrij plomp, lichtgeel; kop geelbruin. Voor een afbeelding van de kenmerkende chitineplaatjes in prothoracale plaat, prosternum en anale plaat (Steuer, 1973a).
pop
Zie Patočka (1999a), Patočka en Turčáni (2005a).
synoniemen
E. gangabella en unifasciella zijn in de literatuur lange tijd met elkaar verward (Steuer, 1973a).
opmerkingen
Soort van schaduwrijk bos.
literatuur
Biesenbaum (1995b), Bland (1996a), Buszko (1990a), Kuchlein & Kuchlein-Nijsten (2002b, 2003a), Parenti & Varalda (1994a), Patočka (1999a), Patočka & Turčáni (2005a), Pinzari, Pinzari & Zilli (2013a), De Prins (1998a), Sruoga & Ivinskis (2005a), Sterling (1986a), Steurer (1973a), Šulcs (1996a), Traugott-Olsen & Nielsen (1977a), Walczak (2011a).
24/10/2014