Monochroa servella Zeller, 1839)

Primula farinosa, Oostenrijk; uit Klimesch (1958a).
mijn
Grote, glasheldere, voldiepe blaasmijn die begint in het basale deel van het blad; in dit oudste deel hoopt zich ook de meeste frass op. De mijn krijgt sterke lengteplooien, die de beide bladhelften kunnen doen samenklappen. De volgroeide larve verlaat de mijn en verpopt zich, vastgehecht aan het topdeel van een vers blad.
waardplanten
Primulaceae, monofaag
Primula farinosa, veris.
fenologie
Larven in mei (Hering, 1957a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2011).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot Italië, en van Portugal tot Bulgarijë en Centraal Rusland (Fauna Europaea, 2011).
larve
Donker-rood, grijswit gemarmerd (Hering, 1957a).
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni (2005a).
synoniemen
Xystophora, Monochroa, farinosae (Stainton, 1867).
opmerkingen
Volgens Hering (1957a) vindt de verpopping plaats in de mijn. Klimesch (1958a) kan dit niet bevestigen en acht het ook onwaarschijnlijk omdat de uitgemijnde bladeren in de vochtige omgeving waar de waardplant groeit snel wegrotten.
literatuur
Elsner, Huemer & Tokár (1999a), Hering (1957a), Kaitila 1996a), Klimesch (1958a)m Klimesch & Skala (1936a), Patočka & Turčáni (2005a), Skala (1950a), Šumpich, Liška & Dvořák (2011a), Šumpich, Žemlička & Dvořák (2013a).