Chionodes electella (Zeller, 1839)
gevlekte witkoppalpmot
mijn
De larve leeft in een met schors en korstmosdeeltjes bedekte buis van spinsel op de schors van een tweedejaars twijg. Vanuit de buis wordt het onderste deel van een aantal naalden uitgemijnd. De larve vervelt in de buis. Verpopping in de grond. Ook vermeld uit gallen van Melampsorella.
waardplanten
Pinaceae, monofaag
Abies alba, pinsapo; Juniperus communis; Picea abies.
fenologie
Minerende larven in mei-juni (Hering, 1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Vrijwel heel Europa; ontbreekt alleen op de Britse Eilanden, het Iberisch Schiereiland en op de Middellandse Zee-eilanden (Fauna Europaea, 2009).
larve
Roodbruin, chocolade bruin, met een kam van stevige borstels voor de anus (Huemer & Sattler, Patočka).
synoniemen
Gelechia electella.
opmerkingen
Houard noemt deze soort als veroorzaker van knobbeligheid (“nodosité”) en zwellingen van twijgen bij Picea abies, Abies alba, pinsapo, Juniperus communis; waarschijnlijk is dit niet juist.
literatuur
Buhr (1935b, 1964a, 1965a), Dauphin & Aniotsbehere (1997a), Elsner, Huemer & Tokár (1999a), Gielis, Huisman, Kuchlein ao (1985a), Hering (1957a), Houard (1908a), Huemer (2012a), Huemer & Sattler (1995a), Kaitila (1996a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos, 1999a), Modlinger & Liška (2016a), Patočka (1960a), Roskam (2019a), Skala (1950a), Skala & Zavřel (1945a), Szőcs (1977a), Tomasi (2014a).