Caryocolum blandella (Douglas, 1852)
zwartvlerkkustmot
mijn
Lange smalle gang vlakbij de hoofdnerf. Oudere larven leven vrij tussen samengesponnen bladeren of bloeiwijze.
waardplanten
Caryophyllaceae, nauw monofaag
Stellaria holostea.
fenologie
Larven in april-juni, minerend in april (Bland, ea, 2002a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010)
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot Portugal, de Alpen en Hongarije, en van Ierland tot Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2010).
larve
Lichaam en borstpoten geelgroen; kop en prothoracale plaat zwart; pinacula klein, zwart (Bland ea, 2002a).
synoniemen
Lita, Gnorimoschema, Phthorimaea maculea auct.
literatuur
Aarvik, Bakke, Berg ao (1997a), Bland, Corley, Emmet ao (2002a), Burmann (1990a), Corley, Maravalhas & Passos de Carvalho (2006a), Elsner, Huemer & Tokár (1999a), Hering (1957a), Huemer (1988b), Huemer & Karsholt (2010a), Huisman & Koster (1999a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2001a), Kaitila (1996a), Klimesch (1954a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), van Nieukerken, Gielis, Huisman ao (1993a), Nowakowski (1954a), De Prins (1998a), Robbins (1991a), Schütze (1931a), Skala (1950a), Sønderup (1949a), Szőcs (1977a).