Caryocolum gallagenellum Huemer, 1989
op Cerastium
Gal
Larve in een 7-8 mm grote bolvormige gal, ontstaan uit 2-3 blaadjes van een jonge scheut. De binnenzijde is met spinsel bekleed. Hierin is ook de meeste frass verwerkt; een klein deel wordt uitgeworpen door een klein gaatje in de top van de gal. Voor de verpopping bijt de larve een gat in de wand en werkt zich naar buiten.
waardplanten
Caryophyllaceae, monofaag
Cerastium arvense.
verspreiding binnen Europa
larve
Volgroeide larve 7 mm, oranjebruin. Kop middenbruin, achterrand donkerbruin. Het integument van het lichaam heeft een korrelige structuur.
literatuur
Huemer (1989a), Huemer & Karsholt (2010a).