Keiferia lycopersicella (Walsingham, 1897)
Lepidoptera, Gelechiidae
mijn
Jonge larven maken een niet al te grote voldiepe, onrgelmatige blaasmijn. Oudere larven leven vrij tussen samengesponnen bladeren. Ze kunnen zich ook middels een klein gaatje inboren in de vrucht.
waardplanten
Solanaceae, oligofaag
Lycopersicon esculentum; Solanum bahamense, carolinense, melongena, tuberosum, umbelliferum, xanti.
fenologie
In de tropen acht of meer generaties per jaar.
verspreiding binnen Europa
Van oorsprong een soort uit Zuid- en Centraal Amerika; één, ongeverifiëerde, waarneming uit Italië (Sannino & Espinosa, 2009a), daarna niet meer aangetroffen (Karsholt & Huemer, 2010a).
larve
Lichaam paarsbruin gevlekt, met drie onduidelijke, onderbroken, dorsale lengtelijnen, segmentgrenzen wittig; prothoracale plaat grijsbruin met aan alle zijden een brede wittige rand; kop lichtbruin.
opmerkingen
In (sub)tropische gebieden een belangrijke plaag op tomaat (“Tomato Pinworm”).
literatuur
Huemer & Karsholt (2010a), Poe (2005a), Sannino & Espinosa (2009a), Swezey (1944a).
17/09/2011