Scrobipalpa nitentella (Fuchs, 1902)
kwelderzandvleugeltje
Atriplex portulacoides, Zuid-Engeland © Rob Edmunds
Atriplex prostrata, Denemarken (Ordrup Næs in NW Zealand), jeugdmijnen © Hans Henrik Bruun
mijn
Jonge larven maken een korte gespiraliseerde gang, die spoedig overgaat in een onregelmatige, soms vertakte, groen-witte blaasmijn (Jansen, 1999a). Bland ea (2002a) noemen de eerste mijn “typically U-shaped”. In het laatste stadium leeft de larve vrij in een spinselbuis tussen de bladeren.
waardplanten
Amaranthaceae, oligofaag
Atriplex calotheca, hortensis, littoralis, praecox, prostrata; Beta vulgaris subsp. maritima; Chenopodium album; Halimione pedunculata, portulacoides; Salicornia europaea; Suaeda altissima, maritima.
fenologie
De larven zijn volgroeid in midden augustus – eind september; overwintering als pop; één generatie per jaar (Jansen, 1999a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot het Iberisch Schiereiland, de Alpen en Bulgarije en van Ierland tot Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2009).
larve
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni (2005a); maar zie hieronder.
synoniemen
Gnorimoschema nitentellum.
opmerkingen
Halofiele soort.
Volgens Patočka & Turčáni (2005a) zou de larve niet mineren maar leven van de vruchten van Chenopodium. Het is niet duidelijk of dit een vergissing is, dan wel dat het een andere interpretatie van de soort betreft.
literatuur
Bland, Corley, Emmet ao (2002a), Gerstberger (2003a), Huemer & Karsholt (2010a), Huemer & Morandini (2009a), Huisman & Koster (1996a), Jansen (1999a, 2002a), Kaitila (1996a), Kasy (1965a), Kuchlein & de Vos (1999a), Patočka & Turčáni (2005a), De Prins (2003b), Rickert (2010a, 2011a), Schütze (1931a), Wegner (2010a, 2o13a), Wegner, Kayser & van Loh (2007a).