Scrobipalpa ocellatella (Boyd, 1858)
bietzandvleugeltje
mijn
Jonge larven mineren de hoofdnerf, later het blad, vanuit een spinsel buitenop het blad.
waardplanten
Amaranthaceae, vermoedelijk monofaag
Beta vulgaris subsp. maritima.
In de literatuur ook vermeld van Camphorosma monspeliaca; Halimione portulacoides; Salicornia europaea; Suaeda maritima, vera; volgens Maurice Jansen (in litt.) zijn deze associaties echter zeer dubieus; ook in Engeland wordt ocellatella alleen op Beta aangetroffen.
fenologie
Twee generaties per jaar; overwintert als larve.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Denemarken tot het Iberisch Schiereiland, Sardinië, Sicilië, Kreta en Cyprus, en van Ierland tot Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2009).
larve
Grijsgroen, met een aantal vage roodbruine lengtestrepen; kop en prothoracale plaat zijn bleekbruin; de achterrand van het pronotum bruinzwart; anale plaat grijsgroen (Jansen, 1999a; Bland ea, 2002a; Gómez de Aizpúrua, 2003a).
synoniemen
Gnorimoschema ocellatellum; Ilseopsis, Lita, ocellatella.
opmerkingen
Plaatselijk rond de Middellandse Zee een plaag op suiker- en voederbieten (Beta vulgaris subsp. vulgaris) (Bland ea, 2002a; Huemer & Karsholt, 2010a).
literatuur
Aguiar & Karsholt (2006a), Bella & Karsholt (2015a), Bland, Corley, Emmet ao (2002a), Deutschmann (2010a), Elsner, Huemer & Tokár (1999a), Gómez de Aizpúrua (2003a), Hering (1957a), Huemer & Karsholt (2010a), Huertas Dionisio (2007a), Jansen (1999a), Kasy (1965a), De Prins (1998a), Requena (2009a), Skala (1950a), Szőcs (1977a).