Scrobipalpula psilella (Herrich-Schäffer, 1854)
mijn
Larven in een met aarde bedekte spinselbuis op de grond, van waaruit een grote, frassvrije blaasmijn in de lagere bladeren wordt gemaakt en ook wel in de stengel wordt geboord. De larve kan soms een tweede blad aannemen, en dan ontbreekt de spinselbuis.
waardplanten
Asteraceae, oligofaag
Artemisia campestris, maritima, santonicum, vulgaris; Aster alpinus, amellus; Centaurea scabiosa; Erigeron acris; Gnaphalium; Helichrysum arenarium; Tripolium pannonicum.
Artemisia campestris is de primaire waardplant. Vermeldingen van Achillea,Anthemis maritima, Cirsium, Homogyne alpina dienen nader te worden bevestigd (Huemer & Karsholt, 2010a).
fenologie
Twee generaties, imagines in mei-juni en september (Povolný & Bradley, 1965a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Geheel Europa, uitgezonderd de Britse Eilanden (Fauna Europaea, 2009).
larve
Groen met donkerder groene wratten; kop geelbruin met een zwarte vlek bij de ocelli, en een tweede daarachter; prothoracale plaat groengeel (Benander, geciteerd door Huemer & Karsholt [1998a]). Uniform lichtgrijs, kop en pronotum lichtbruin (Hering, 1957a).
synoniemen
Gnorimoschema psilellum; Gelechia, Lita, Phthorimaea, psilella.
literatuur
Aarvik, Karsholt, Larsen & Schnack (1988a), Bland, Heckford & Langmaid (2002a), Chrétien (1909a), Corley, Maravalhas & Passos de Carvalho (2006a), Elsner, Huemer & Tokár (1999a), Hering (1930b, 1957a), Huemer & Karsholt (1998a), Huisman & Koster (1997a), Kaitila (1996a), Klimesch (1958c), Menhofer (1943a), Parsons (1995a), Pelham-Clinton (1989a), Povolný & Bradley (1965a), Requena (2009a), Sønderup (1949a), Szőcs (1977a), Tabell (2008a).