Bucculatrix demaryella (Duponchel, 1840)
berkenooglapmot
op Betula, etc.
Betula pendula, België, prov. Limburg, Genk, de Maten, 24.ix.2016 © Carina Van Steenwinkel: verlaten mijn
Betula pendula, België, prov. Vlaams Brabant, Diest, wallen, 30.viii.2016 © Carina Van Steenwinkel: verlaten mijn
Betula pendula, België, prov. Antwerpen, Mol, 28.ix.2014 © Carina Van Steenwinkel: vrijlevende larve
Betula pendula, België, prov. Limburg, Beringen, Mijn Teril, 9.x.2016 © Carina Van Steenwinkel: verlaten mijn en vraatsporen van de vrijlevende larve
Betula pubescens, Duin en Kruidberg. 13.ix.2001
mijn
De mijn begint bij een ovaal, onderzijdig ei. Van daar een voldiep kort gangmijntje, vaak langs de hoofdnerf of een dikke zijnerf. Het grootste deel van de mijn met een brede frasslijn. De larve verlaat al vrij spoedig de mijn, en vreet dan vensters, later gaten in de bladeren. De frass-loze ruimte in de mijn waar de larve heeft gezeten (de larvekamer) is meer dan driemaal zo lang als breed. Verpopping in een bruingrijze, spoelvormige cocon met ca 10 scherpe lengteribbels.
waardplanten
Betulaceae, oligofaag
Betula nana, pendula, pubescens; Castanea sativa; Corylus avellana.
In de Benelux hoofdzakelijk (uitsluitend?) op berk. Patočka (1996a) en Biesenbaum (2010a) noemen nog Acer en Aesculus hippocastanum, maar het is niet duidelijk of dit geen xenophagie betreft.
fenologie
Twee generaties; overwintering als pop.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX waargenomen (Ellis: Dudelange).
verspreiding binnen Europa
Europa, uitgezonderd het Iberisch Schiereiland, delen van het Balkan-Schiereiland en de Middellandse Zee-eilanden (Fauna Europaea, 2009).
larve
De minerende larve is lichtgeel met donkerder kop (de vrijlevende larve is grijsgroen).
pop
Beschreven door Patočka (1996a), Patočka & Turčáni (2005a).
Jonge mijntjes van de gewone Rhamphus pulicarius kunnen bedrieglijk lijken op demaryella-mijnen, vooral wanneer ze, zoals nogal eens voorkomt, in een nerfoksel liggen. Rhamphus-mijntjes hebben echter nooit een gaatje omdat de larve in de mijn blijft. Hieronder een paar foto’s’s van de dubbelganger:


Rhamphus pulicarius op Betula pendula, Rheden: mijn in opvallend en doorvallend licht
Zelfde mijn, detail: een Rhamphus-mijn bevat altijd een larve.
literatuur
Ahr (1966a), Bengtsson & Johansson (2011a), Biesenbaum (2010a), Buhr (1964a), Burmann (1991a), Buszko (1987a, 1992b), Emmet (1985a), Gielis, Huisman, Kuchlein ao (1985a), Hering (1934b, 1957a), Huemer (1986b, 2012a), Huisman & Koster (1997a, 1999a), Huisman, Koster, Muus & van Nieukerken (2013a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ellis (2007a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2005a), Klimesch (1937b, 1950c, 1956a), Klimesch & Skala (1936b), Kozlov, van Nieukerken, Zverev & Zvereva (2013a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein &a de Vos (1999a), Kurz & Embacher (2012a), Maček (1999a), Nowakowski (1954a), Patočka (1996a), Patočka & Turčáni (2005a), Paulavičiūtė (2020a), Pinzari, Pinzari & Zilli (2013a), Robbins (1991a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Svensson (1971a), Szőcs (1977a), Tomov & Krusteva (2007a), Viramo (1962a), Zoerner (1969a, 1970a).