Aspilapteryx limosella (Duponchel, 1843)
polyfaag

Teucrium chamaedrys, België, prov. Luxemburg, Resteigne, Tienne des Vignes © Jean-Yves Baugnée

een andere mijn, die de sterke plooien in de onderzijde toont

Teucrium chamaedrys, België, prov. Namen, Viroinval, Treignes, Mwène à Vaucelles © Stéphane Claerebout

larve
mijn
Onderzijdige vouwmijn, bovenzijde vaak purperbruin, onderzijde bleekgroen. Frass geconcentreerd in een hoek van de mijn. De larve verhuist drie of vier maal naar een nieuwe mijn, afhankelijk van de grootte van het blad. Meestal verpopt de larve in de mijn, in een cocon, maar soms verlaat de larve de mijn, om nog enige tijd vrij te leven.
waardplanten
Lamiaceae, monofaag
Teucrium chamaedrys, montanum.
Vermeldingen van Genista; Jurinia cyanoides zijn niet waarschijnlijk.
fenologie
Larven in mei, juli, en augustus-september (Hering (1957a).
BENELUX
BE waargenomen (Baugnée & Ellis, 2011a).
NE niet waargenomen (Fauna Europaea, 2011).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2011).
verspreiding binnen Europa
Van België en Polen tot het Iberisch Schiereiland, Italië en Griekenland; ook Centraal en Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2011).
larve
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni (2005a).
opmerkingen
Soort van uitgesproken xerotherme standplaatsen.
literatuur
Baldizzone (2004a), Baugnée & Ellis (2011a), Biesenbaum (2010a), Buszko (1992b), Buszko & Beshkov (2004a), Hering (1932g, 1957a), Klimesch (1942a, 1950c, 1951b), Patočka & Turčáni (2005a), Schmid (2019a), Šumpich (2011b), Szőcs (1977a, 1981a), Triberti (1985a).