Phyllonorycter quinqueguttella (Stainton, 1851)
kruipwilgvouwmot

Salix repens, Zandvoort; de mijn rechts is nog heel jong
mijn
Onderzijdige vouwmijn, die bij kleine bladeren de hele onderkant van het blad in beslag neemt. De mijn trekt sterk samen, zodat het blad buisvormig kan worden. De onderepidermis heeft veel fijne plooitjes. De pop ligt, niet in een duidelijke cocon, in een hoek van de mijn; de frass ligt in een klomp in de andere hoek.
waardplanten
Salicaceae, nauw monofaag
Salix repens & subsp. rosmarinifolia.
fenologie
Larven in juli en september-october (Emmet ea, 1985a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010)
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot de Pyreneeën, Alpen, Hongarije en de Ukraine, en van Ierland tot Centraal Rusland (Fauna Europaea, 2010).
larve
pop
synoniemen
Lithocolletis quinqueguttella; L. graeseriella Sorhagen, 1900 (?)
parasitoïden, predatoren
Achrysocharoides zwoelferi; Eupelmus vesicularis; Necremnus metalarus; Pnigalio ? pectinicornis; Sympiesis euspilapterygis,gregori.
opmerkingen
Jonge mijnen kunnen gemakkelijk worden verward met die van Agromyza salicina.
literatuur
Bengtsson & Johansson (2011a), Bouček (1959a), Buhr (1937a, 1964a), Buszko (1992b), Davis & Deschka (2001a), Emmet, Watkinson & Wilson (1985a), Fusu (2017a), Gebiola, Bernardo, Ribes & Gibson (2015a), Gregor & Patočka (2001a), Hering (1921b, 1957a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein, Gielis, Huisman, ao (1988a), Kuchlein & de Vos (1999a), Maček (1999a), Nel & Varenne (2014a), Patočka & Turčáni (2005a), De Prins (1998a), Schütze (1931a), Sønderup (1949a), Steeman & Sierens (2019a), Szőcs (1977a, 1981a), Wegner (2010a).