Acrolepia autumnitella Curtis, 1838
bitterzoetmot

Solanum dulcamara, België, prov. Namen, Grand-Leez, Les Mottes © Jean-Yves Baugnée

larve

Solanum dulcamara, Duin en Kruidberg
mijn
Slordige vrij grote, grotendeels voldiepe en zeer transparante blaasmijn, zonder voedingslijnen, en zonder associatie met hoofdnerf of bladrand. De larve maakt verscheidene mijnen. Vaak zit hij alleen met de voorste helft van het lichaam in de mijn, waardoor deze dan vrij van frass blijft. Verpopping buiten de mijn, in een gazen cocon.
waardplanten
Solanaceae, oligofaag
Atropa belladonna; Physalis alkekengi; Solanum dulcamara.
fenologie
Larven in juni en september (Hering, 1957a; Agassiz, 1996a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2008).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2007).
verspreiding binnen Europa
Vrijwel geheel Europa, ontbreekt mogelijk in Ierland en de zuidelijke Balkan (Agassiz, 1996a; Fauna Europaea, 2007).
larve
pop
Afgebeeld door Patočka (1997a), Patočka & Turčáni (2005a).
cocon
synoniemen
Acrolepia, Digitivalva pygmaeana (Haworth, 1811).
literatuur
Agassiz (1996a), Beiger (1955a, 1979a), Bengtsson & Johansson (2011a), Buhr (1937a), Calf & van Dam (2012a), Corley, Rosete, Gonçalves ao (2018a), Drăghia (1972a), Gaedike (1972a), Grandi (1931a, 1933a), Hartig (1939a), Hering (1931-32f, 1957a), Huisman, Koster, Muus & van Nieukerken (2013a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2001a), Klimesch (1958a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Maček (1999a), Michalska (1970a, 1972a, 1976a), van Nieukerken, Gielis, Huisman ao (1993a), van Nieukerken & Koster (1999a), Nowakowski (1954a), Patočka (1997a), Patočka & Turčáni (2005a), Popescu-Gorj & Drăghia (1968a), De Prins (2010a), Pröse (2006a), Robbins (1991a), Skala (1951a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Szőcs (1977a, 1981a), Surányi (1942a).