Lunakia alyssella Klimesch, 1941
mijn
Zeer kleine mijn, tot 3 mm, in de bladrand. De larve verlaat spoedig de mijn en begint het blad van de basis af op te vreten. Het blad, en latere bladeren die eveneens gevreten worden, wordt omhuld door een mengsel van spinsel en plantenharen, dat een geelwitte viltige massa vormt van tenslotte ca 2 cm.
waardplanten
Brassicaceae, monofaag
Alyssum montanum.
fenologie
Larven in april, mei, maar mogelijk later nog een tweede generatie.
verspreiding binnen Europa
Oostenrijk (Fauna Europaea, 2009).
larve
Gelig, prothoracale plaat ongekleurd.
pop
zie Patočka,
literatuur
Hering (1957a), Patočka (1999b), Skala (1951b).