Argyresthia thuiella (Packard, 1871)
thujamineermot
Thuja occidentalis © Thérèse Arcand, Natural Resources Canada, Canadian Forest Service
© John A. Weidhass, Bugwood.org
mijn
Het ei wordt afgezet, gewoonlijk aan de onderzijde van een takje, niet ver van de top. De larve vreet het ene blad na het ander leeg, en werkt daarbij in de richting van de takbasis. Na de overwintering vreet de larve nog een honderdtal bladeren leeg (dagelijks kunnen tot 5 bladeren worden uitgemijnd). De meeste frass wordt via 1 tot 3 gaten uit de mijn verwijderd (na gebruik worden ze met spinsel dichtgemaakt). De pop bevindt zich in de mijn in een zachte cocon. Het takje met uitgemijnde bladeren waarin zich ook de pop bevindt valt meestal op de grond (Silver, 1957b; van Frankenhuyzen, 1974b).
waardplanten
Cupressaceae, oligofaag
Chamaecyparis lawsoniana; Cupressus; Thuja occidentalis, plicata.
fenologie
Larven van midden juli tot eind mei. Overwintering in een licht spinsel in de mijn.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen sinds 1971 (van Frankenhuyzen & Houtman, 1972a; van Frankenhuyzen, 1974a)
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Van Duitsland en Polen tot de Alpen en Hongarije (Fauna Europaea, 2010). Van oorsprong een Noord-Amerikaanse soort.
larve
De larve is groen tot bruin; kop, prothoracale en anale plaat zijn donkerbruin tot zwart. Zie ook Konečná (2013a), Konečná & Šefrová (2014a) voor een uitgebreide beschrijving.
pop
Pop met gekromd achterlijf, cremaster met 10 haken (Silver, 1957a; Patočka & Turčáni, 2005a).
opmerkingen
In tuinen soms plaagvormend.
literatuur
Agassiz (2004a), Baran (2008a), Burger ao (1984a), Burmann (1989a), Csóka (2001a, 2003a), van Frankenhuyzen (1974b), van Frankenhuyzen & Houtman (1972a), van Frankenhuyzen Houtman & Kabos (1982a), Freeman (1967a), Kirichenko, Augustin & Kenis (2018a), Kollár (2007a), Kollár & Hrubík (2009a), Konečná (2013a), Konečná & Šefrová (2014a), Kurir (1983a), Matošević, Pernek, Dubravac & Barić (2009a), Patočka & Turčáni (2005a), Plate & Köllner (1977a), De Prins (1998a), De Prins & Steeman (2011a), Sefrová (2005a), Silver (1957a, b), Stigter & van Frankenhuyzen (1992a).