Cedestis subfasciella (Stephens, 1834)
donkere nassaubandmot

Pinus sylvestris, Losser, Zandbergen

de larve is zichtbaar

Pinus sylvestris, Dwingelderveld: larve in de mijn

Pinus sylvestris, Tilburg, Kaaistoep & Strabrechtsche heide: frass


Pinus sylvestris, Tilburg, Kaaistoep & Strabrechtsche heide: vers ei, uittree-opening
Pinus sylvestris Strabrechtsche heide: oud ei
mijn
Het ei wordt afgezet aan de top van de vlakke zijde van de naald. Het is ovaal, glad, met een kenmerkende lengte-kiel. Vandaar daalt de mijn voldiep af in de richting van de basis. De ruimte achter de larve is geheel met korrelige frass gevuld. De larvekamer is zo doorschijnend dat de larve van buiten te zien is. De larve verlaat de mijn voor de verpopping via een rond gaatje aan het einde van de mijn.
waardplanten
Pinaceae, monofaag (?)
Pinus halepensis, mugo, nigra, pinea, sylvestris, uncinata.
Vermeldingen van Abies alba zijn wel zeker onjuist.
fenologie
Larven van december tot maart-april (Agassiz, 1996a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2010).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2010).
LUX waargenomen (Fauna Europaea, 2010).
verspreiding binnen Europa
Geheel Europa, uitgezonderd de Middellandse Zee-eilanden (Fauna Europaea, 2010).
larve
synoniemen
Cedestis, Dyscedestis farinatella (Zeller, 1839); ? Cedestis civitatensis Nel & Varenne, 2015.
literatuur
Agassiz (1996a), Baldizzone (2004a, 2008a), Baldizzone & scalercio (2018a), Bengtsson & Johansson (2011a), Buhr (1935b), Gómez de Aizpúrua (1994a, 2003a), Hering (1957a), Huemer (2012a), Huisman, Koster, Muus & van Nieukerken (2013a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Nel (2003d), Nel & Varenne (2015a), Patočka & Turčáni (2005a), De Prins (1998a), Robbins (1991a), Scalercio, Luzzi & Laudati (2015a), Schütze (1931a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Szőcs (1977a), Thomann (1956a), Wegner (2010a), Wörz (1957a).