Kessleria fasciapennella (Stainton, 1849)

Parnassia palustris, uit Kyrki (1985a)
mijn
De jonge larve maakt een lange onregelmatige, soms verbrede, gang in een van de onderste bladeren. Later leeft hij vrij in het hart van het rozet, waar een spinsel wordt gemaakt en waar de larve leeft in een witzijden buisje.
waardplanten
Celastraceae, monofaag
Parnassia palustris.
fenologie
Larven in juni-Juli (Agassiz, 1996a).
BENELUX
Niet bekend uit de Benelux-landen (Fauna Europaea, 2011).
larve
Kop bruin; prothoracale plaat en poten gelig bruin; anale plaat lichtgrijs met een centrale min of meer rode vlek; lichaam licht roodachtig grijs, dorsaal roodbruin (Kyrki, 1985a). Foto’s van de vrij-levende larve in Beavan ao (2016a)..
pop
Lichtbruin, later zwartig, in een witte cocon tussen strooisel. Kyrki (1985a) beeldt de pop af.
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot het Iberisch schiereiland, en van Engeland tot Polen (Fauna Europaea, 2011); boreomontane soort, tot 2000 m hoogte.
literatuur
Agassiz (1996a), Baraniak, Hołowiński & Pałka (1999a), Beavan, Heckford, Prescott, Watson & Young (2016a), Bengtsson & Johansson (2011a), Huemer & Mutanen (2015a), Huemer & Tarmann (1991a), Kozlov & Kullberg (2010a), Kyrki (1985a).
08/04/2017