Dyseriocrania subpurpurella (Haworth, 1828)
eikenpurpermot
op Quercus
Quercus petraea, Hungary, Kimle, 5.v.2016 © László Érsek
bezette mijn in doorzicht
larve in geopende mijn
20.v.2016, larve dorsaal
ventraal
kop en thorax, dorsaal
abdomen einde, dorsaal

Quercus robur, Aalten, 24.v.2002

Quercus robur, Scharlakenbos, 10.v.2010 © Kees Boele

Quercus robur, Hilversum, 5.v.2005: jonge mijn
mijn
Het ei wordt afgezet in het blad, een mm of twee van de bladrand. Het eerste begin is een small gangetje van ca 5 mm lang, grotendeels gevuld met korrelige frass. De begingang gaat zonder overgang over in een grote, vuilwitte voldiepe blaasmijn die aan de bladrand ligt, en het begin van de mijn gewoonlijk overloopt. Frass hier in lange draden. Vaak een aantal larven in een mijn door versmelten van mijnen. Verpopping in de grond. Ook al omdat de mijn gemaakt wordt in het nog zeer jonge blad verweert de mijn snel en is later in de zomer niet meer terug te vinden. Om vermoedelijk dezelfde reden is er op de plek van de ovipositie bijna altijd een gaatje.
waardplanten
Fagaceae, oligofaag
Castanea sativa; Quercus cerris, petraea, pubescens, pyrenaica, robur, rubra.
Volgens Hering (1957a) en anderen ook Carpinus betulus and Corylus avellana; volgens John Langmaid (in litt.) gaat het daarbij om Paracrania chrysolepidella.
fenologie
Mijnen in mei-juni (Heath, 1976a). De larve overwintert in de aarde, in een met detritus beklede cocon, en verpopt zich in het voorjaar.
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Geheel Europa (Fauna Europaea, 2009).
larve
pop
Beschreven door Patočka & Turčáni; foto’s in Schmid.
synoniemen
Eriocrania subpurpurella; Dyseriocrania fastuosella (Zeller, 1839).
parasitoïden, predatoren
literatuur
Beiger (1979a), Bengtsson (2008a), Borkowski (2003a), Buhr (1935a, 1936a, 1964a), Corley, Merckx, Cardoso, Dale,Marabuto, Maravalhas & Pires (2012a), van Frankenhuyzen & Houtman (1972a), van Frankenhuyzen Houtman & Kabos (1982a), Haase (1942a), Heath (1983a), Hellers (2016a), Hering (1934a, 1936b, 1957a), Huber (1969a), Huemer (2012a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Kurz (2016a), Leutsch (2011a), Maček (1999a), Nowakowski (1954a), Patočka & Turčáni (2005a), De Prins (2004a), Robbins (1991a), Schmid (2019a), Skala (1951a), Sønderup (1949a), Stammer (2016a), Starý (1930a), Szőcs (1977a), Toll (1959a), Ureche (2010a).