Eriocrania salopiella (Stainton, 1854)
geelkoppurpermot
op Betula
Betula pendula, Hongarije, Mosonmagyaróvár, 21.v.2018 © László Érsek
zelfde, jonge, mijn in doorzicht
larve dorsaal …
… ventraal …
… en lateraal
Betula pubescens, België, prov. Vlaams Brabant, Averbode, Varkensbroek, 20.vi.2015 © Carina Van Steenwinkel
Betula pubescens, België, prov. Limburg, Lanaken, de Hoefaert, 27.vi.2015 © Carina Van Steenwinkel
uitsnede uit vorige foto: dit exuvium van een jonge larve laat zien dat in dit vroege stadium dit larve zwart gevlekt is.

Betula pendula, Groeningse Berg, 6.vi.2005

zelfde mijn, detail
mijn
Gangmijntje, meestal niet ver van de hoofdnerf beginnend, tamelijk geleidelijk overgaand in een zeer grote blaasmijn. Frass in lange draden. Verpopping in de grond.
waardplanten
Betulaceae, monofaag
Betula pendula, pubescens.
fenologie
Mijnen in midden mei (Hering, 1957a) of mei-juni (Heath, 1976a).
BENELUX
BE waargenomen (De Prins & Steeman, 2011a).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia en noordelijk Rusland tot de Pyreneeën en Alpen, en van Ierland tot Tsjechië (Fauna Europaea, 2009).
larve
literatuur
Bengtsson (2008a), Heath (1983a), Hering (1957a), Huisman & Koster (1994a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Maček (1999a), De Prins & Steeman (2011a), De Prins, Steeman & Sierens (2016a), Robbins (1991a).