Heringocrania unimaculella (Zetterstedt, 1839)
zilvervlekpurpermot
Betula pendula, België, prov. Antwerpen, Meerhout, de Hutten © Carina Van Steenwinkel

Betula, België, prov. Henegouwen, Moeskroen, Kleiputten van de Sterreberg © Christophe Gruwier
mijn
Grote witte voldiepe blaasmijn langs de bladrand. Frass in lange draden. Oude mijnen verdrogen en verbruinen; later in de zomer is er niets meer van terug te vinden. De mijn is alleen middels de larve te determineren.
waardplanten
Betulaceae, monofaag
Betula pendula, pubescens.
fenologie
Mijnen van eind april tot eind mei (Heath, 1983a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot de Pyreneeën, Alpen, en Roemenië, en van Ierland tot Zuid-Rusland (Fauna Europaea, 2009).
larve
synoniemen
Eriocrania unimaculella.
literatuur
Bengtsson (2008a), Borkowski (2003a), Buhr (1935a), Buschmann & Pastorális (2015a), Heath (1983a), Hellers (2016a), Hering (1957a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Kurz (2016a), Robbins (1991a), Schütze (1931a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Szőcs (1977a), Toll (1959a).