Ectoedemia intimella (Zeller, 1848)
wilgennerfmineermot
op Salix
Salix babylonica, Balloo, 22.xi.2019 © Ben van As

Salix dasyclados, Nederhorst den Berg

zelfde mijn, detail

Salix caprea: hier is de larve vanuit de hoofdnerf een zijnerf binnengegaan, alvorens aan de blaas te beginnen © Jan Scheffers
mijn
Het ei ligt bovenop de hoofdnerf (zelden een dikke zijnerf), meestal ca een cm onder het zichtbare begin van de mijn, en gewoonlijk niet ver van de bladbasis. De larve mineert aanvankelijk de hoofdnerf (op de tweede foto van boven is het donkere, rechter, deel van de hoofdnerf uitgehold). Pas in het laatste stadium verlaat hij de hoofdnerf en maakt een driehoekige blaasmijn, tegen de hoofdnerf aan. Wanneer de larve nog niet al te groot is trekt hij zich tijdens eetpauzes in de hoofdnerf terug. Mede door deze bewegingen ligt de frass meestal in twee banden in een V-patroon, parallel aan de zijden van de blaas. De mijnen bevinden zich vaak in vergeelde, soms al afgevallen bladeren, in groene eilanden.
waardplanten
Salicaceae, monofaag
Salix aurita, babylonica, caprea, cinerea, x fragilis, gmelinii, pentandra, phylicifolia, triandra, viminalis.
De vermelding van Populus door Szőcs (1977a) en Delplanque (1998a) berust waarschijnlijk op verwarring met E. hannoverella of een verwante soort, die mineert vanuit de bladsteel. Recentelijk is echter in Finland een populatie van intimella gevonden die inderdaad leeft op Populus balsamifera (van Nieukerken, A & Z Lastukva, 2010a).
fenologie
Larven van september tot november; één generatie (van Nieukerken, A & Z Laštuvka, 2010a).
BENELUX
BE waargenomen (Phegea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Europa, uitgezonderd het Balkan-schiereiland en de Middellandse Zee-eilanden (Fauna Europaea, 2009; A & Z Laštuvka, 2008a).
larve
synoniemen
Nepticula intimella.
opmerkingen
Bij materiaal uit Nederhorst den Berg was het begin van de mijn anders dan in de literatuur vermeld. Het ei lag onderzijdig, soms tegen de hoofdnerf aan, soms 1-2 mm daarvan verwijderd. In het laatste geval liep er een kort gangetje naar de hoofdnerf. In een populatie in het Amsterdamse Bos werden de eieren bovenzijdige, enkele mm verwijderd van de hoofdnerf, afgezet.


Salix dasyclados, Nederhorst den Berg: twee gangetjes
ei
literatuur
Arbeitsgemeinschaft Microlepidoptera Bayern (2017a), Bengtsson (2008a), Borkowski (1969a), Buhr (1937a), Černý (2001a), Delplanque (1998a), Diškus & Stonis (2012a), Emmet (1971a, 1983a), Gielis, Huisman, Kuchlein, van Nieukerken, van der Wolf & Wolschrijn (1985a), Gustafsson (1985a), Gustafsson & van Nieukerken (1990a), Haase (1942a), Hering (1957a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ellis (2007a, 2009a), Huisman, Koster, van Nieukerken & Ulenberg (2001a), Johansson ao (1990a), Klimesch (1950c), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Kurz (2016a), Lambinon, Carbonnelle & Claerebout (2015a), A & Z Laštuvka (1997a, 2008a), van Nieukerken (1985a, 1986a, 2006a), van Nieukerken, A & Z Laštuvka (2006a, 2010a), Nowakowski (1954a), De Prins & Steeman (2011a, 2013a), Robbins (1991a), Schütze (1931a), Sefrová (2005a), Skala (1939a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Szőcs (1977a, 1978a).