Stigmella svenssoni (Johansson, 1971)
Svenssons` mineermot
mijn
Het ei wordt afgezet aan de bladonderzijde. De mijn is een opmerkelijk lange niet zeer slanke gang. De frass ligt verspreid in de mijn, in varierende breedte, overwegend meer dan de halve gangbreedte innemend.
waardplanten
Fagaceae, monofaag
Quercus petraea, robur.
fenologie
In Scandinavië zijn larven in augustus gevonden, in Engeland tussen begin augustus en begin november (Emmet, 1983a; Johansson ea, 1990a).
BENELUX
BE niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).
LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).
verspreiding binnen Europa
Van Fennoscandia tot de Pyreneeën, Italië en Griekenland, en van Engeland tot Hongarije (Fauna Europaea, 2009).
larve
Geel met bruine kop (Borkowski, 1972b; Gustafsson & van Nieukerken (1990a) Abdomen 9 met twee paar setae (voorzover bekend hebben andere soorten hier drie paar setae).
synoniemen
Nepticula svenssoni.
literatuur
Bengtsson (2008a), Borkowski (1972b), Emmet (1983a), Gustafsson (1985a), Gustafsson & van Nieukerken (1990a), Johansson (1971a), Johansson ao (1990a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein, Gielis, Huisman, ao (1988a), Kuchlein & de Vos (1999a), A & Z Laštuvka (1997a), van Nieukerken (1982a, 1986a), van Nieukerken & Johansson (2003a), van Nieukerken, A & Z Laštuvka (2006a), Robbins (1991a), Szőcs (1977a, 1981a).