Plantparasieten van Europa

bladmineerders, gallen en schimmels

Stigmella ulmivora

Stigmella ulmivora (Fologne, 1860)

iepenmineermot

Stigmella ulmivora mine

Ulmus minor, Nieuwendam

Stigmella ulmivora mine

Ulmus sp., Leiden; leg afd. Diersystematiek VU

Stigmella ulmivora mine with larva

Ulmus sp., Middelburg; © Camiel Doorenweerd

_2964_2

Ulmus spec., België, prov. Namen, Chimay, Étang de Virelles © Stéphane Claerebout; ongewoon frasspatroon

Stigmella ulmivora: mine on Ulmus spec.

detail

mijn

Ei aan de bladonderzijde, meestal in de buurt van een nerf. In het eerste deel van de gang ligt de frass in een smalle middenlijn. Het frasspatroon in het latere deel van de mijn is zeer variabel: soms in een smalle middenlijn, soms breed verspreid of zelfs in boogjes. Vooral in het laatste geval is verwarring met St. lemniscella mogelijk. Het enige kenmerk dat dan houvast biedt is dat de larve voor de verpopping de mijn verlaat door een boogje te snijden in de onderepidermis.

waardplanten

Ulmaceae, monofaag

Ulmus glabra, x hollandica, laevis, minor, pumila.

fenologie

Twee generaties, de eerste veel schaarser dan de tweede (Johansson ea, 1990a).

BENELUX

BE waargenomen (Phegea, 2009).

NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).

LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).

verspreiding binnen Europa

Europa, uitgezonderd het Balkan-Schiereiland (Fauna Europaea, 2009).

larve

Blauwgroen (barnsteenkleurig bij lemmiscella); zie Gustafsson & van Nieukerken (1990a) voor een beschrijving.

synoniemen

Nepticula ulmivora; N. ulmifoliae Hering, 1931; N. ulmicola Hering, 1932; Stigmella ulmicola

.

opmerkingen

Een enkele maal wordt een larve gezien die om een of andere reden geen kans heeft gezien zicht ruimte te verschaffen, en uitsluitend recht naar voren kon eten. Dergelijke, waarschijnlijk ten dode gedoemde larven zijn ongewoon slank, en de mijnen, die nooit groot worden, doen verraderlijk denken aan een Bucculatrix-larve. Uitprepareren van de larve en bestuderen onder de microscoop is dan noodzakelijk.

left a normal larve; the larva at right seems squeezed en is waarschijnlijk ten dode opgeschreven

literatuur

Aarvik, Bakke, Berg ao (1997a), Beiger (1979a), Bengtsson (2008a), Borkowski (1969a), Buhr (1937a, 1964a), Buszko (1992b), Buszko & Baraniak (1989a), J Černý (2001a), Diškus & Stonis (2012a), Emmet (1971a, 1983a), van Frankenhuyzen & Houtman (1972a), van Frankenhuyzen Houtman & Kabos (1982a), Gustafsson (1985a), Gustafsson & van Nieukerken (1990a), Haase (1942a), Hartig (1939a), Hering (1930e, 1931a, 1932g,h, 1957a), Huber (1969a), Johansson ao (1990a), Kasy (1983a), Klimesch (1936a, 1937b, 1940a, 1950c, 1958c, 1978b), Klimesch & Skala (1936c), Kollár (2007a), Kollár & Hrubík (2009a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Kurz (2016a), Kurz & Kurz (2007a), Kvičala (1938a), A & Z Laštuvka (1997a, 2014a), Maček (1999a), Matošević, Pernek, Dubravac & Barić (2009a), Michna (1975a), Navickaitė, Diškus & Stonis (2014), van Nieukerken (1986a), van Nieukerken, A & Z Laštuvka (2004a, 2006a), Lhomme (1934d), Nowakowski (1954a), Popescu-Gorj & Drăghia (1966a), De Prins (1998a, 2007a), De Prins & Steeman (2011a), Richens (1964a), Robbins (1991a), Schütze (1931a), Sefrová (2005a), Skala (1939a, 1951a), Skala & Zavřel (1945a), Sønderup (1949a), Stammer (2016a), Starý (1930a), Steuer (1995a), Szőcs (1977a, 1978a, 1981a), Tomov & Krusteva (2007a), Ureche (2010a), Zoerner (1969a).

Laatste bewerking 21.i.2020