Plantparasieten van Europa

bladmineerders, gallen en schimmels

Trifurcula cryptella

Trifurcula cryptella (Stainton, 1856)

eenvlekrolklavermineermot

Trifurcula cryptella: mines on Lotus corniculatus

Lotus corniculatus, België, prov. Limburg, Gellik © Steve Wullaert

Trifurcula cryptella: cocoon

cocon – de larve verpopt zich buiten de mijn

Trifurcula cryptella mine on Coronilla varia

Coronilla varia, Frankrijk, dép. Savoie; uit van Nieukerken (2007b)

Trifurcula cryptella mine on Lotus corniculatus

Lotus corniculatus, Losser; ex coll. Sjaak Koster

mijn

Ei aan de bladonderzijde. De mijn begint als een lange gang met een zeer brede groene frasslijn. De gang gaat zonder overgang over in een blaas, die uiteindelijk bijna het gehele blaadje kan innemen. Het begin van de blaas is meestal bij de bladbasis, en hier is ook de later geproduceerde frass geconcentreerd. Kort voor de verpopping verlaat de larve de mijn via een opening aan de bladonderzijde. Nadat de larve de mijn verlaten heeft valt het blaadje af. Meeste mijnen in het eindblaadje (Compton, 1981a).

waardplanten

Fabaceae, oligofaag

Anthyllis montana; Coronilla coronata; Hippocrepis comosa, emerus & subsp. emeroides; Lotus corniculatus, hispidus, pedunculatus; Securigera varia.

Daarnaast worden ook nog wel genoemd Dorycnium en Trifolium (Hering, 1957a; Szőcs, 1977a) maar dit wordt niet bevestigd door van Nieukerken (2007b).

fenologie

Meeste larven in juli, maar ze worden gevonden tot in october (Johansson ea, 1990a).

BENELUX

BE waargenomen (Wullaert (2015a).

NE waargenomen (Kuchlein & de Vos, 1999a; Microlepidoptera.nl, 2009).

LUX niet waargenomen (Fauna Europaea, 2009).

verspreiding binnen Europa

Van Scandinavië tot het Iberisch Schiereiland, Italië en Griekenland, en van Ierland tot Polen en Bulgarijë (Fauna Europaea, 2009).

larve

De larve is bleekgeel, oogt groen in de mijn; hij ligt met de rug naar boven in de mijn. De larve wordt beschreven door Johansson ea (1990a); bovenzijde borststuk met aan elke zijde resp. 13, 11 en 9 setae.

synoniemen

Nepticula, Stigmella, Levarchama cryptella.

parasitoïden, predatoren

Hemiptarsenus ornatus.

opmerkingen

Volgens Kuchlein ea (1988a) in Nederland een soort van kalkgraslanden, maar Johansson ea (1990a) schrijven dat cryptella in Scandinavië planten prefereert die groeien tussen hoog gras in beboste terreinen.

Een mogelijk additioneel onderscheid met T. eurema zou kunnen zijn dat bij cryptella de frass zwart is, en bruin bij eurema, maar of dit onderscheid constant is moet worden uitgezocht (Emmet, 1983a). [Hering (1967a) beschrijft de frass van beide soorten als zwart.]

John Langmaid (Engeland) vond bij kweken dat ca. 20% van de larven binnen de mijn verpopte. Het is echter niet uit te sluiten dat dit geparasiteerde dieren waren, met een daardoor afwijkend gedrag.

literatuur

Beiger (1980a), Bengtsson (2008a), Borkowski (1969a), Compton (1981a), Emmet (1983), Gustafsson (1985a), Hartig (1939a), Hering (1957a, 1960a, 1967a), Huemer (2005a), Johansson ao (1990a), Klimesch (1936a, 1940a, 1942a, 1950c, 1951a, 1956c, 1958c, 1975a), Kuchlein & Donner (1993a), Kuchlein & de Vos (1999a), Kuchlein ao (1988a), Kurz (2016a), A Laštuvka & A Laštuvka (1997a, 2014a), van Nieukerken (1982a, 1986a, 2007b), van Nieukerken, Biesenbaum & Wittland (2010a), van Nieukerken, Gielis, Huisman ao (1993a), van Nieukerken, Laštuvka & Laštuvka (2004a, 2006a), Parenti & Varalda (2000a), Robbins (1991a), Skala (1939a), Steuer (1988a, 1995a), Szőcs (1977a, 1981a), Walczak (2011a), Wullaert (2015a).

Laatste bewerking 18.vi.2022