Peronospora ranunculi Gäumann, 1923

op Ranunculus

gal

groei van de plant gestoord; bovenzijde van het blad met gele vlekken. onderzijde met een grijsviolet schimmelovertrek dat bestaat uit rechtopstaande conidioforen die bovenaan enige malen dichotoom vertakt zijn met aan elk uiteinde een conidium.

waardplanten

Ranunculaceae, monofaag

Ranunculus aconitifolius, alpestris, arvensis, auricomus, bulbosus, carpaticus, cassubicus, flammula, lanuginosus, montanus, oreophilus, polyanthemos & subsp. nemorosus, repens, villarsii, villosus subsp. constantinopolitanus.

Waarschijnlijk eveneens R. breyninus, fallax.

synoniemen

Peronospora ranunculi-carpatici Săvulescu & Rayss, 1932.

literatuur

Belbahri, Calmin, Pawlowski & Lefort (2005a), Blumer (1946a), Brandenburger (1985a), Buhr (1965a), Chater, Woods, Stringer, ao (2020a), Doppelbaur & Doppelbaur (1973a, 1974a), Doppelbaur, Huber & Poelt (1965a), García-Blázquez, Constantinescu, Tellería & Martín (2007a), Göker, García-Blázquez, Voglmayr ao (2009a), Gustavsson (1991a), Jage, Klenke, Kruse ao (2016a, 2017a), Kirbağ (2004a), Klenke & Scholler (2015a), Kozłowska, Mułenko & Heluta (2015a), Kruse (2014a, 2019a), Müller (2015a), Müller & Kokeš (2008a), Mułenko, Kozłowska, Bacigálová ao (2014a), Mułenko, Sałata & Wołczańska (1995a), Ruszkiewicz-Michalska (2006a), Ruszkiewicz-Michalska & Michalski (2005a), Săvulescu (1948a), Scheuer & Bechter (2012a), Tomasi (2014a), Tóth (1994a), Voglmayr (2003a).