Puccinia angelicae-mammillata Klebahn, 1904
op Angelica

Angelica sylvestris, België, prov. Luxemburg, Bovigny, Chifontaine: aecia © Jean-Yves Baugnée

onderzijde van het blad
gal
spermogonia vrij talrijk, bleekgeel. Aecia op vergalde plekken op de bladeren, nerven en bladstelen; ze zijn bekervormig met een duidelijk peridium
spermogonia, aecia
Apiaceae, monofaag
Angelica sylvestris.
op Bistorta
gal
uredinia en telia onderzijdig, verspreid, snel naakt. Uredinia, roodbruin; urediniosporen 19-24 x 20-30 µm, bestekeld, met vier verspreide poren. Telia zwartbruin. Teliosporen 17-26 x 24-42 µm, twee-cellig, met enkele lengterijen van fijne puntjes; pore van de topcel apicaal, die van de onderste cel vlakbij de aanhechting, beide bedekt door een opvallende, hyaliene, conische papil. Steel kort, kleurloos, afvallend.
uredinia, telia
Polygonaceae, nauw monofaag
Bistorta officinalis.
synoniemen
Termorshuizen & Swertz en Vanderweyen & Fraiture beschouwen P. angelicae-mammillata conspecifiek met P. mei-mammillata.
Puccinia mammillata Schröter, 1887 staat voor een groep van soorten waartoe in ieder geval P. angelicae-mammillata en P. imperatoriae-mamillata behoren.
literatuur
Brandenburger (1985a: 84, 427), Gäumann (1957a), González Fragoso (1924a), Mułenko, Sałata & Wołczańska (1995a), Schmid-Heckel (1985a), Termorshuizen & Swertz (2011a), Vanderweyen & Fraiture (2011a), Wołczańska (2008a).