Puccinia biteliana Savchenko, Heluta, Wasser & Nevo, 2014
op Crepis
gal
Geen waardwisseling, slechts aecia en telia bekend. Aecia plaatselijk, onderzijdig, op kleine, onopvallende gelige vlekken, verspreid over het bladoppervlak, in kleine ronde groepen, 0.5-2 mm in diameeter, soms langerekte plekken op de nerven; peridium wit, rechtop, gerafeld. Aeciosporen 18-19 x 20-23 µm, fijnwrattig, inhoud hyalien. Telia in twee typen. In beide worden ook urediniosporen gevormd; ze zijn geelbruin, 19-22 x 20-23 µm; de kiemporen zijn onduidelijk. Het eerste type telia wordt gevormd in onderzijdige aecia op de nerven en is naakt, zwartbruin en tot 1 mm groot. Het tweede type is beiderzijdig, tot 0.1 mm groot, zwartbruin, aanvankelijk bedekt door de epidermis. Teliosporen 2-cellig, 22-27 x 30-41 µm, kort-elliptisch, wand wrattig; steel kort, dik, hyalien, afbrekend.
waardplanten
Asteraceae, nauw monofaag
Crepis hierosolymitana.
literatuur
Savchenko, Heluta, Wasser & Nevo (2014d), Savchenko, Wasser, Heluta & Nevo (2019a).