Puccinia brunellarum-moliniae Cruchet, 1904
op Prunella
gal
spermogonia bovenzijdig. Aecia bekervormig, op de onderzijde van het blad, in cirkelvormige groepen op violette of geelbruine plekken; sporenmassa kleurloos.
spermogonia, aecia
Lamiaceae, nauw oligofaag
Origanum vulgare; Prunella grandiflora, vulgaris
op Molinia
gal
Uredinia klein, meestal op de onderzijde van het blad, lineair, bruin; telia als de uredinia, in tot 15 mm grote groepen, zwart. Urediniosporen dikwandig, fijn-bestekeld, met 3 onduidelijk kiemporen, niet bedekt door een papil. Teliosporen 2-cellig, breed-elliptisch, wand glad; steel kleurloos, blijvend, zeer lang.
uredinia, telia
Poaceae, monofaag
Molinia caerulea.
synoniemen
P. brunellarum-moliniae en P. nemoralis worden vaak als één soort beschouwd, en dan aangeduid als P. moliniae Tulasne, 1854.
pijpenstrootjesroest
literatuur
Gäumann (1959a), Klenke & Scholler (2015a), Redfern & Shirley (2011a).
literatuur (moliniae)
Brandenburger (1985a), Buhr (1965a), Gäumann (1959a), Ellis & Ellis (1997a), Henderson (2000a, 2004a), Kruse, Thiel, Beenken ao (2018d), Poelt & Zwetko (1997a), Termorshuizen & Swertz (2011a), Tomasi (2014a), Vanderweyen & Fraiture (2011a), Wilson & Henderson (1966a).