Puccinia cnici Martius, 1817
vederdistelroest
op Cirsium

Cirsium vulgare, België, prov. Limburg, Zonhoven, Platwijlers © Carina Van Steenwinkel: uredinia

zelfde blad, onderzijde, eveneens met uredinia

urediniopores

urediniosore; de poren zijn als lichte plekken te herkennen

soms lukt het om de drie poren, met hun papil, tegelijkertijd in beeld te krijgen
169.jpg)
Cirsium vulgare, uit González Fragoso (1924a): teliosporen
gal
spermogonia meest bovenzijdig. Aecia gewoonlijk onderzijdig, solitair, op kleine gele plekken; peridium vrijwel ontbrekend, sporen-massa oranjegeel, sporen niet in ketens gevormd; ze komen door een porie vrij. Uredinia en telia beiderzijdig. Uredinia roestkleurig, poederig; sporen gemiddeld > 30 µm, met drie poren, elk bedekt door een vlakke papil. Telia klein, donkerbruin, poederig; sporen tweecellig, zeer fijn-wrattig; de kiempore van de onderste cel nabij de dwarswand.
waardplanten
Asteraceae, nauw oligofaag
Cirsium boujartii, ciliatum, (eriophorum), ferox, furiens, italicum, richterianum, serrulatum, vulgare & subsp. crinitum; Picnomon acarna.
synoniemen
Puccinia cirsii-lanceolati Schröter, 1889.
literatuur
Brandenburger (1972a, 1985a), Doppelbaur & Doppelbaur (1973a), Ellis & Ellis (1997a), Gäumann (1959a), González Fragoso (1924a), Hafellner (1980a), Henderson (2000a, 2004a), Jage, Klenke, Kruse ao (2016a), Jage, Kruse, Kummer ao (2013a), Kruse (2014a) Klenke & Scholler (2015a), Kozłowska, Mułenko & Heluta (2015a), Kruse (2019a), Kruse & Jage (2014a), Losa España (1942a), Poelt & Zwetko (1997a), Ruszkiewicz-Michalska (2006a), Schmid-Heckel (1985a), Termorshuizen & Swertz (2011a), Vanderweyen & Fraiture (2011a), Wilson & Henderson (1966a); Woods, Stringer, Evans & Chater (2015a).