Puccinia linosyridis-caricis Fischer, 1904
op Galatella
gal
spermogonia beiderzijdig, bolvormig. Aecia beiderzijdig op gele of bruine bladvlekken, vaak in dichte kringen rondom de spermogonia; ze zijn bekervormig met naar witte, buiten gebogen peridium-slippen; de sporenmassa is oranje.
spermogonia, aecia
Asteraceae, monofaag
Galatella linosyris.
op Carex
gal
uredinia weinig talrijk; uredinionosporen 12-24 x 28-21 µm, met 2 poren in het bovenste deel. Telia bruinzwart onderzjdig, kussenvormig. Teliosporen slank, met een gladde wand die aan de top sterk verdikt is; de meeste zijn twee-cellig, maar eencellig sporen komen veel voor. Steel gelig, blijvend; de sporen vallen niet uit.
uredinia, telia
Cyperaceae, nauw monofaag
Carex caryophyllea, humilis.
synoniemen
Pucconia linosyridis-vernae Gäumann, 1939.
Veel auteurs, waaronder Termorshuizen & Swertz, en ook de Index Fungorum (2016), beschouwen linosyridis-caricis als conspecifiek met Puccinia dioicae, of als een varieteit daarvan.
literatuur
Brandenburger (1985a), Buhr (1964b), Gäumann (1959a), González Fragoso (1924a), Klenke & Scholler (2015a), Ludwig (1974a), Maier, Wingfield, Mennicken & Wingfield (2007a), Termorshuizen & Swertz (2011a), Tomasi (2012a, 2014a), Vanderweyen & Fraiture (2011a).
09/04/2017