Puccinia salviae Unger, 1836
zuidelijke salieroest
op Salvia
gal
Geen waardwisseling, uitsluitend telia, in twee typen: a) bleekbruin, onderzijdig, poederig; de sporen in deze telia kiemen veijwel meteen n b) donkerbruin, compact,, beiderzijdig, ook op de stengel; de hier gevormde sporen kiemen pas na de overwintering. De sporen zijn tweecellig, kort-ovaal, glad, met een tot 90 µm lange persistente steel.
waardplanten
Lamiaceae, nauw monofaag
Salvia glutinosa.
literatuur
Brandenburger (1985: 541), Buhr (1965a), Gäumann (1959a), González Fragoso (1924a), Jage, Scholler & Klenke (2010a), Klenke & Scholler (2015a), Poelt Zwetko (1997a), Termorshuizen & Swertz (2011a), Tomasi (2012a, 2014a) Tóth (1994a).