Leveillula papilionacearum (Komarov) Braun, 2012

grote hokjespeulmeeldauw

op Fabaceae

gal

wit, meestal dicht-viltig, mycelium aan beide zijden, deels ook inwendig. Conidia solitair, zonder fibrosine-lichaampjes. Het eerste conidium op de conidiofoor wordt gevormd is smal-lancetvormig, latere zijn elliptisch. Cleistothecia zelden gevormd; ze bevatten 20-50 twee-sporige asci. Aanhangsel sub-equatoriaal, talrijk, korter dan de diameter; myvelioid, vaak vertakt.

waardplanten

Fabaceae, oligofaag

Alhagi maurorum; Anthyllis cytisoides; Astracantha arnacantha; Astragalus asper; Bituminaria bituminosa; Ceratonia siliqua; Cicer arietinum; Coronilla valentina subsp. glauca; Dorycnium pentaphyllum subsp. germanicum + herbaceum, rectum; Eversmannia; Glycyrrhiza echinata, glabra; Hedysarum hedysaroides; Laburnum; Lathyrus clymenum; Medicago falcata, sativa, truncatula, x varia; Melilotus; Onobrychis arenaria & subsp. lasiostachya, montana, viciifolia; Ononis spinosa & subsp. antiquorum; Oxytropis; Phaseolus; Robinia hispida; Securigera varia; ; Spartium junceum; Trifolium; Trigonella; Vicia cracca, faba, grandiflora, sativa & subsp. nigra, tenuifolia.

literatuur

Braun & Cook (2012a), Klenke & Scholler (2015a), Leysen (2017a).