Podosphaera drabae (Juel) Braun & Takamatsu, 2000

hongerbloempjesmeeldauw

op Brassicaceae

gal

mycelium beiderzijdig, ook vaak op de stengels en dan een persistente witte laag vormend. Conidia in ketens gevormd, met fibrosine-lichaampjes. Cleistothecia met één ascus die gewoonlijk acht sporen bevat. Aanhangsels slechts 2-6, soms ontbrekend, sub-equatoriaal, korter dan de diameter, myceloid, slap, septaat, meestal onvertakt.

waardplanten

Brassicaceae, oligofaag

Arabis alpina & subsp. caucasica, nova, planisiliqua; Aubrieta deltoidea; Braya purpurascens; Capsella bursa-pastoris, rubella; Descurainia sophioides; Draba alpina, cinerea, daurica, incana, nivalis, norvegica, sibirica; Parrya nudicaulis; Schivereckia podolica; Pseudoturritis turritis.

synoniemen

Sphaerotheca drabae Juel, 1890.

literatuur

Braun (1995a), Braun & Cook (2012a), Klenke & Scholler (2015a), Leysen (2017a).