Peronospora effusa (Greville) Rabenhorst, 1854
op Spinacia
gal
de aantasting is meestal systemisch, de planten zijn dan opvallend misvormd. Bovenzijde van de bladeren met nerf-begrensde heldergele vlekken. Aan de onderzijde van de bladeren een grijs-violet tot bruinig viltig dons dat bestaat uit rechtopstaande, 160-380 µm hoge, conidioforen die bovenaan enige malen dichotoom vertakt zijn met aan elk uiteinde een olijfbruin conidium, 21-33 µm lang. Ingebed in het plantenweefsel liggen gelige, dikwandige, gladde, oosporen.
waardplanten
Chenopodiaceae, nauw monofaag
Spinacia oleracea.
synoniemen
Peronospora farinosa auct.; P. spinaciae Laubert, 1906.
literatuur
Blumer (1946a), Choi, Denchev & Shin (2008a), Choi, Hong & Shin (2007a), Choi, Thines, Han & Shin (2011a), Cunnington (2008a), Doppelbaur, Huber & Poelt (1965a), García-Blázquez, Constantinescu, Tellería & Martín (2007a), Göker, García-Blázquez, Voglmayr ao (2009a), Gustavsson (1991a), Jage, Klenke, Kruse ao (2017a), Klenke & Scholler (2015a), Losa España (1942a), Müller (2015a), Müller & Kokeš (2008a), Mułenko, Piątek, Wołczańska ao (2010a), Săvulescu (1948a).